Terug
Gepubliceerd op 16/12/2021

Besluit  gemeenteraad

di 14/12/2021 - 20:00

Algemene gemeentebelasting op bedrijven

Aanwezig: Eddie Bormans, voorzitter gemeenteraad
Kristof Joos, burgemeester
Jurgen De Maeyer, Elke Cuyt, Stefaan De Landtsheer, Saadet Gülhan, Nicole Van Praet, Danny Peeters, schepenen
Bernadette Boeykens, Luc De boeck, Gil Van Den Berghe, Dirk Hoofd, Leentje Van lent, Hilde Cools, Wim Verheyden, Kevin Van Ranst, Tom Van Ranst, Eric Engels, Geert Mertens, Roel Van Eetvelt, Francois De Clercq, Dirk Zoldermans, Anky Daelemans, Lana D'hertefelt, Greet De bruyn, Jochen Wilms, Wiske Meskens, gemeenteraadsleden
Caroline Van Landeghem, waarnemend algemeen directeur
Verontschuldigd: Björn Caljon, algemeen directeur
wettelijk kader
  • Artikel 41, 162, 170 §4 van de Grondwet;
  • Artikel 40 §3 en 41, 14° van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;
  • Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen;
  • Bestuursdecreet van 7 december 2018 betreffende de openbaarheid van bestuur;
  • Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
  • Omzendbrief KB ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;
  • Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019 betreffende algemene belasting op bedrijven;
situering

De vaststelling van belastingreglementen is een exclusieve bevoegdheid van de gemeenteraad.

motivering

De financiële toestand van de gemeente vereist het heffen van belastingen en het innen van retributies.

De gemeente biedt algemene dienstverlening aan ondernemingen en investeert in infrastructuur die rechtstreeks of onrechtstreeks ten goede komt van de ondernemingen. De gemeente wenst dat ook ondernemingen voor deze algemene dienstverlening en infrastructuurwerken financieel tussenkomen. Deze belasting is een algemene belasting die zuiver voor inkomsten moet zorgen. 

De belastbare grondslag moet eenvoudig meetbaar en controleerbaar zijn en bestaat voor de belasting op bedrijven uit de totale gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de bedrijfsvestiging (bedrijven) zich bevindt en die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden.

Het oppervlaktecriterium met een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur laat op adequate wijze toe om bij benadering en in overeenstemming met het beginsel van de verdelende rechtvaardigheid de belasting vast te stellen. Er wordt ook een onderscheid gemaakt in de tarieven op basis van oppervlakte. De reden voor het verschillende tarief is dat hoe groter de oppervlakte, er verhoudingsgewijs meer nood is aan dienstverlening en infrastructuur.  Bijkomend is de industrie- en KMO grond schaars in onze gemeente en is het opportuun de bedrijven, en in het bijzonder de grote ruimtegebruikers, aan te moedigen zuinig om te springen met de nog beschikbare ruimte.

Het oppervlaktecriterium wordt als berekeningsbasis redelijk en objectief beschouwd om de algemene gemeentebelasting te berekenen.

De belasting beoogt belastingplichtigen met verschillende toestanden en die verscheidenheid moet noodzakelijkerwijs worden opgevangen in vereenvoudigde categorieën. De normen van een belasting kunnen niet worden aangepast naargelang de eigenheid van elk individueel geval. Er kan niet voor alle mogelijke soorten bedrijven (elk met hun eigen en meest uiteenlopende kenmerken) worden voorzien in een specifieke belastingregeling.

Verschillen inzake financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit maken redelijk verantwoorde differentiatiecriteria uit voor de toepassing van het belastingreglement en het verschil in tarifering. Hoe groter het bedrijf, des te meer het kan genieten van de gemeentelijke dienstverlening. In het licht van het voorgaande is het verantwoord om kleine bedrijfsvestigingen vrij te stellen van de belasting op bedrijven.

Er wordt een onderscheid gemaakt in de tarieven tussen gewone ondernemingen en land- en tuinbouwondernemingen. De land- en tuinbouwondernemingen dienen op basis van hun activiteiten te beschikken over een grote bedrijfsoppervlakte om economisch rendabel te kunnen zijn. Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen land- en tuinbouwbedrijven. Landbouwbedrijven hebben op basis van hun activiteiten iets meer bedrijfsoppervlakte nodig dan tuinbouwbedrijven om economisch rendabel te zijn.

De gemeente dient via prijssubsidies tussen te komen om de rekening van het Autonoom Gemeentebedrijf Bornem (AGB) minstens in evenwicht te brengen. Een eventuele taxatie van het AGB in de algemene gemeentebelasting zou langs die weg moeten terugvloeien naar het AGB. Daarenboven, gelet op het feit dat verschillen inzake financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit redelijk verantwoorde differentiatiecriteria uitmaken voor de toepassing van het belastingreglement is het verantwoord om het AGB vrij te stellen van de algemene gemeentebelasting bedrijven.

financiële aspecten

De inkomsten worden voorzien in het meerjarenplan en de volgende meerjarenplanaanpassingen.

Publieke stemming
Aanwezig: Eddie Bormans, Kristof Joos, Jurgen De Maeyer, Elke Cuyt, Stefaan De Landtsheer, Saadet Gülhan, Nicole Van Praet, Danny Peeters, Bernadette Boeykens, Luc De boeck, Gil Van Den Berghe, Dirk Hoofd, Leentje Van lent, Hilde Cools, Wim Verheyden, Kevin Van Ranst, Tom Van Ranst, Eric Engels, Geert Mertens, Roel Van Eetvelt, Francois De Clercq, Dirk Zoldermans, Anky Daelemans, Lana D'hertefelt, Greet De bruyn, Jochen Wilms, Wiske Meskens, Caroline Van Landeghem
Voorstanders: Eddie Bormans, Kristof Joos, Jurgen De Maeyer, Elke Cuyt, Stefaan De Landtsheer, Saadet Gülhan, Nicole Van Praet, Danny Peeters, Leentje Van lent, Eric Engels, Geert Mertens, Roel Van Eetvelt, Dirk Zoldermans, Wiske Meskens
Tegenstanders: Bernadette Boeykens, Luc De boeck, Gil Van Den Berghe, Dirk Hoofd, Hilde Cools, Wim Verheyden, Kevin Van Ranst, Tom Van Ranst, Francois De Clercq, Anky Daelemans, Lana D'hertefelt, Greet De bruyn, Jochen Wilms
Resultaat: Met 14 stemmen voor, 13 stemmen tegen
besluit

Hoofdelijke stemming op vraag van CD&V-fractie.

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2022 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt ten behoeve van de gemeente, onder de navolgende voorwaarden, een belasting gevestigd op bedrijfsruimten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van dit belastingreglement wordt verstaan onder:

  1. bedrijf: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsdoeleinden nastreeft in de hoedanigheid van zelfstandige, respectievelijk vennootschap;
  2. zelfstandige: elke natuurlijke persoon die hoofdzakelijk of aanvullend een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit zelfstandig verricht en/of een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep of een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit zelfstandig uitoefent (inclusief elke zelfstandige helper). Natuurlijke personen die in de Kruispuntbank ondernemingen staan ingeschreven met de hoedanigheid van “onderneming onderworpen aan de BTW” en/of “inschrijvingsplichtige onderneming” worden eveneens beschouwd als zelfstandige.
  3. vennootschap: elke rechtspersoon die een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit zelfstandig verricht, een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep zelfstandig uitoefent en/of zich met verrichtingen van winstgevende aard (inclusief dergelijke verrichtingen die verband houden met het beheer van roerende en/of onroerende goederen) bezighoudt, evenals elk van deze rechtspersonen in vereffening;
  4. vestiging: elk (gedeelte van een) onroerend goed of meerdere onroerende goederen die samen een geheel, een entiteit of een complex vormen, dat/die voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt en/of elke activiteitskern, elk(e) lokaliteit of centrum van werkzaamheden of elk (geheel van) ruimte(n), onder gelijk welke vorm en van individuele of collectieve aard, die/dat voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, evenals een maatschappelijke zetel of een administratieve zetel of lokaliteit, alsook elk (gedeelte van een) onroerend goed of lokaliteit dat/die bijdraagt tot de realisatie/uitvoering van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden (met inbegrip van bestuur of beheer, in de ruimste zin).
  5. agrarisch bedrijf: een zelfstandige of een vennootschap van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend bestaan uit landbouw en/of tuinbouw;
  6. landbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt;
  7. akkerbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het telen van granen, nijverheidsgewassen, voedergewassen, aardappelen, peulvruchten, pootgoed, landbouwzaden en/of aanverwante gewassen;
  8. weidebouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het exploiteren van blijvend grasland als voedselbron voor dieren welke door het bedrijf voor gebruiks- of winstdoeleinden worden gehouden;
  9. bosbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het aanleggen en exploiteren van bossen, met inbegrip van de bosboomkwekerij;
  10. veeteelt: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het kweken/fokken, vetmesten en/of houden van dieren voor de vlees-, melk- of eierproductie, voor de vacht of voor het bekomen van jongen;
  11. tuinbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten;
  12. gebouwde oppervlakte: oppervlakte van bouwwerken, constructies en/of installaties die door hun aard op duurzame en gebruikelijke wijze ter plaatse blijven staan;
  13. ongebouwde oppervlakte: oppervlakte die geen gebouwde oppervlakte is;
  14. bouwlaag: een (reeks van) ruimte(n) geheel of gedeeltelijk op, onder of boven de begane grond gelegen en waarvan de bodem zich op een (nagenoeg) zelfde hoogte (niveau) bevindt in een bouwwerk.

 

Artikel 3: belastingplichtige

De algemene gemeentebelasting bedrijven (AGB-bedrijven) is verschuldigd door de bedrijven, ongeacht waar hun zetel gevestigd is, die op 1 januari van het aanslagjaar één of meerdere vestigingen op het grondgebied van de gemeente gebruiken of tot gebruik voorbehouden.

 

Artikel 4

§1        De belasting is verschuldigd afzonderlijk per vestiging, hoe dan ook genaamd, die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden en is gelegen op het grondgebied van de gemeente.

§2        Elk bedrijf op het grondgebied van de gemeente, heeft er minstens één belastbare vestiging - zoals bedoeld in artikel 2 - en behoort als zodanig tot de belastingplichtigen.

§3        Indien de vestiging zich uitstrekt op het grondgebied van verschillende gemeenten dan treft de belasting enkel het gedeelte gelegen op het grondgebied van de gemeente.

§4        De belasting wordt vastgesteld rekening houdend met de totale gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt. Voor de vaststelling van de belasting wordt alle bovengrondse en/of ondergrondse gebouwde belastbare oppervlakte in aanmerking genomen. De som van de oppervlakte van elke bouwlaag is de belastbare grondslag. Belastbare oppervlakte die zich tussen twee bouwlagen bevindt, wordt geacht te behoren tot de bovenste van die twee bouwlagen.

Een fractie van één m² wordt als een eenheid beschouwd.

Alle oppervlakte die bestemd is voor of in aanmerking kan komen voor gebruik door de belastingplichtige, is een onderdeel van en wordt ook meegerekend tot de gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte. Om belastbaar te zijn volstaat het dat de oppervlakte eventueel (nog) kan worden gebruikt, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt.

Onder gebruik moet elke vorm van gebruik worden begrepen, met inbegrip van het gebruik als (toegangs)weg, parking, plantsoen, grasstrook, groenzone, vijver, sportterrein, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, bufferzone, weiland, onderbenutte grond,... (niet-limitatieve opsomming).

Onroerende goederen die palen aan, behoren tot of gelegen zijn nabij de door de belastingplichtige gebruikte of tot gebruik voorbehouden vestiging en die een bestemming kregen voor een beroeps- of bedrijfsgebruik eigen aan deze belastingplichtige en/of hiermee een functionele band hebben, maken sowieso voor de vaststelling van de belasting steeds integrerend deel uit van het goed waarop de vestiging van deze belastingplichtige zich bevindt en worden voor de vaststelling van de belasting uitsluitend gerekend tot de door deze belastingplichtige gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte.

§5        De gebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, worden voor de vaststelling van de belasting evenredig verdeeld over het aantal belastingplichtigen dat op het goed een vestiging gebruikt of tot gebruik voorbehoudt. Voor de ongebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, wordt het gedeelte dat per belastingplichtige in aanmerking te nemen is, vastgesteld pro rato van de voor elke belastingplichtige belastbare gebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale belastbare gebouwde oppervlakte op het gehele goed.

§6        Onroerende goederen die van elkaar zijn gescheiden door een weg, een gracht, een waterloop, één of meerdere andere percelen,… en die belastbaar zijn in hoofde van dezelfde belastingplichtige, worden beschouwd als één goed waarop een vestiging van deze belastingplichtige zich bevindt. Desgevallend wordt voor de vaststelling van de belasting de som of het geheel van de belastbare oppervlakten in aanmerking genomen.

Artikel 5

§ 1       Zowel rechtspersonen die vallen onder het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting als rechtspersonen die een winstoogmerk hebben, maar niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, worden meegerekend tot de rechtspersonen bedoeld in artikel 2.

§ 2       Natuurlijke personen die in de Kruispuntbank van Ondernemingen staan ingeschreven met de hoedanigheid van ‘onderneming onderworpen aan BTW’, en/of ‘inschrijvingsplichtige onderneming’ worden meegerekend tot de belastingplichtige bedrijven.

§ 3       Vestigingseenheden waarvoor een bedrijf een inschrijving heeft in de Kruispuntbank van Ondernemingen, worden meegerekend tot de vestigingen bedoeld in artikel 3.

 

Artikel 6 De belastingtarieven voor de bedrijven andere dan land- en tuinbouwbedrijven:

Het bedrag van de verschuldigde jaarlijkse belasting wordt als volgt bepaald:

  • Per vestiging met een oppervlakte kleiner dan 250m betalen € 0,00;
  • Per vestiging met een oppervlakte tussen 250 m² en 500 m² betalen
    • € 65,00 vast
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 250 m² en 500 m²
  • Per vestiging met een oppervlakte tussen 500 m² en 1.000 m² betalen
    • € 65,00 vast
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 250 m² en 500 m²
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 500 m² en 1.000 m²
  • Per vestiging met een oppervlakte tussen 1.000 m² en 5.000 m² betalen
    • € 65,00 vast
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 250 m² en 500 m²
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 500 m² en 1.000 m²
    • € 0,25 per m² voor de oppervlakte tussen de 1.000 m² en 5.000 m²
  • Per vestiging met een oppervlakte tussen 5.000 m² en 10.000 m² betalen
    • € 65,00 vast
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 250 m² en 500 m²
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 500 m² en 1.000 m²
    • € 0,25 per m² voor de oppervlakte tussen de 1.000 m² en 5.000 m²
    • € 0,30 per m² voor de oppervlakte tussen de 5.000 m² en 10.000 m²
  • Per vestiging met een oppervlakte tussen 10.000 m² en 50.000 m² betalen
    • € 65,00 vast
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 250 m² en 500 m²
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 500 m² en 1.000 m²
    • € 0,25 per m² voor de oppervlakte tussen de 1.000 m² en 5.000 m²
    • € 0,30 per m² voor de oppervlakte tussen de 5.000 m² en 10.000 m²
    • € 0,40 per m² voor de oppervlakte tussen de 10.000 m² en 50.000 m²
  • Per vestiging met een oppervlakte tussen 50.000 m² en 100.000 m² betalen
    • € 65,00 vast
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 250 m² en 500 m²
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 500 m² en 1.000 m²
    • € 0,25 per m² voor de oppervlakte tussen de 1.000 m² en 5.000 m²
    • € 0,30 per m² voor de oppervlakte tussen de 5.000 m² en 10.000 m²
    • € 0,40 per m² voor de oppervlakte tussen de 10.000 m² en 50.000 m²
    • € 0,50 per m² voor de oppervlakte tussen de 50.000 m² en 100.000 m²
  • Per vestiging met een oppervlakte groter dan 100.000 m² betalen
    • € 65,00 vast
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 250 m² en 500 m²
    • € 0,20 per m² voor de oppervlakte tussen de 500 m² en 1.000 m²
    • € 0,25 per m² voor de oppervlakte tussen de 1.000 m² en 5.000 m²
    • € 0,30 per m² voor de oppervlakte tussen de 5.000 m² en 10.000 m²
    • € 0,40 per m² voor de oppervlakte tussen de 10.000 m² en 50.000 m²
    • € 0,50 per m² voor de oppervlakte tussen de 50.000 m² en 100.000 m²
    • € 0,55 per m² voor de oppervlakte boven de 100.000 m²

Voor de vaststelling van de totale oppervlakte wordt de som genomen van de gebouwde en ongebouwde oppervlakte die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot gebruik is voorbehouden.

De fractie van één m² wordt als een eenheid beschouwd.

 

Artikel 7 De belastingtarieven voor agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven:

a) Landbouwbedrijven:

  • 10 euro voor een oppervlakte van 0 tot 10ha
  • 50 euro voor een oppervlakte van meer dan 10ha tot 20ha
  • 150 euro voor een oppervlakte van meer dan 20ha

b) Tuinbouwbedrijven:
1. uitsluitend in openlucht:

  • 10 euro voor een oppervlakte van 0 tot 5ha
  • 50 euro voor een oppervlakte van 5ha tot 10ha
  • 150 euro voor een oppervlakte van meer dan 10ha

2. uitsluitend onder glas:

  • 10 euro voor een oppervlakte tot 5.000m²
  • 50 euro voor een oppervlakte van meer dan 5.000m² tot 10.000m²
  • 150 euro voor een oppervlakte van meer dan 10.000m²

3. gemengde tuinbouwbedrijven (exploitaties zowel in openlucht als onder glas):

  • 10 euro tot een oppervlakte van 5 ha in openlucht en/of 5.000m² onder glas
  • 50 euro voor een oppervlakte in openlucht tussen 5ha en 10ha en/of voor een oppervlakte tussen 5.000m² tot 10.000m² onder glas
  • 150 euro voor meer dan deze minima.

 c) Voor de vaststelling van de totale oppervlakte wordt de som genomen van de gebouwde en ongebouwde oppervlakte die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot gebruik is voorbehouden.

Voor landbouwoppervlakte en tuinbouwoppervlakte in open lucht wordt een fractie van één hectare als een eenheid beschouwd.

 

Artikel 8 Vrijstelling

Er wordt vrijstelling van de belasting verleend aan het Autonoom Gemeentebedrijf Bornem.

 

Artikel 9 Aangifteplicht

De op 1 januari van het aanslagjaar gekende belastingplichtigen ontvangen, per bedrijfsvestiging, een aangifteformulier dat behoorlijk ingevuld en ondertekend moet worden ingediend bij de bevoegde dienst van het gemeentebestuur tegen uiterlijk 30 juni van het aanslagjaar.
Een belastingplichtige is voor een vestiging vrijgesteld van de in vorig lid vermelde aangifte op voorwaarde dat voor het vorig jaar een aanslag werd gevestigd op basis van een regelmatig ingediende aangifte. Op uitdrukkelijke vraag van het gemeentebestuur kan echter wel een aangifte gevraagd worden die ingediend moet worden binnen de maand na de vraag om indiening van die aangifte.
De belastingplichtige, die overeenkomstig voorgaand lid vrijgesteld is van aangifte, ontvangt een mededeling met voorgedrukt voorstel van aangifte, dat de gegevens vermeldt waarover het gemeentebestuur beschikt.
Enkel indien op het voorstel van aangifte onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige het aangifteformulier tegen uiterlijk 30 juni van het aanslagjaar terugzenden overeenkomstig de procedure vermeld in het eerste lid, met duidelijke en volledige vermelding van de correcte gegevens en verbeteringen.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier of voorgedrukt formulier tot voorstel heeft ontvangen voor (al) zijn vestiging(en) is verplicht, uiterlijk 30 juni van het aanslagjaar aan de bevoegde dienst van het gemeentebestuur, de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen, op het daartoe voorbestemde formulier. Dit aangifteformulier is terug te vinden op de gemeentelijke website (www.bornem.be) of kan aangevraagd worden via mail.

 

Artikel 10 Ambtshalve aanslag

Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 9 gestelde termijn of bij onvolledige of onnauwkeurige aangifte kan de aanslag van ambtswege worden gevestigd door de gemeente conform de procedure zoals bepaald in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en op grond van gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt onverminderd het recht van bezwaar of beroep.

Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige per aangetekend schrijven de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van voormelde kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

 

Artikel 11 Belastingverhoging

Op de ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging als volgt worden toegepast en afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld, afgezien van het feit of het om één of meerdere overtredingen per aanslagjaar gaat:

  • 25% bij een eerste overtreding.
  • 50%, 75% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren ertoe zal leiden dat een eerstvolgende overtreding als een eerste overtreding zal worden beschouwd.
  • vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200% van de ambtelijk in te kohieren belasting bedragen.

 

Artikel 12

De belasting is ondeelbaar en voor het hele jaar verschuldigd, welke ook de datum is waarop de belastingplichtige het onroerend goed, dat aanleiding gaf tot de vestiging van de belasting, verlaat of zijn zelfstandige beroepsactiviteit stopzet. De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de berekening van de aanslag.


Artikel 13

De belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd. Het kohier wordt opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.


Artikel 14 Administratieve geldboete

Een administratieve geldboete van €500 wordt opgelegd aan iedereen:

  • die weigert inzage te geven in documenten (boeken en bescheiden) die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting (i.k.v. controle en onderzoek);
  • die weigert toegang te verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend aan de personeelsleden die hiervoor zijn aangesteld. Om de belastingplicht te kunnen bepalen of de grondslag van de belasting te kunnen controleren of onderzoeken, moet aan die personeelsleden de mogelijkheid worden geboden vaststellingen te doen.

Het bedrag van de administratieve boete wordt ingekohierd.


Artikel 15 Betalingstermijn

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 16 Bezwaar

De belastingschuldige kan bezwaar tegen de aanslag indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk gebeuren, met redenen omkleed zijn, gedagtekend en ondertekend door de belastingschuldige of diens vertegenwoordiger. Het moet overhandigd of per post verzonden worden. De bezwaartermijn bedraagt drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Een ontvangstbewijs wordt afgeleverd. Indien de belastingschuldige wenst gehoord te worden, dient hij daar uitdrukkelijk om te vragen in zijn bezwaarschrift.

De procedure verloopt in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen

 

Artikel 17 Inwerkingtreding en bekendmaking

Onderhavig reglement treedt in werking op 01 januari 2022 en vervangt het belastingreglement van 17 december 2019.  Het belastingreglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.

De bekendmaking van dit reglement wordt aan de toezichthoudende overheid ter kennis gebracht overeenkomstig artikel 330 van het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.